GLASWERK VAN GRÉSIGNE
Penne en de meester-glasblazers van het bos van Grésigne.
Penne, schildwacht van la Grésigne
Ten zuidwesten van het grondgebied van Penne is het domeinbos van Grésigne een van de drie grootste eikenbossen van Europa. Het heeft zijn naam te danken aan de grote depressie van rode zandsteen waarop het zich bevindt (“le grès saigne” (“het zandsteen bloedt”) / La Grésigne).
Sinds het jaar 1000 behoort het “leengoed” van Grésigne (met zijn bossen, weiden, steengroeven, beken en molens, zijn versterkte huizen en zijn inwoners) voor een groot deel toe aan de heren van Penne. Deze houden hier op waardige wijze de controle over tot het einde van de 13e eeuw, alvorens het eigendom over te dragen aan de Franse koningen die sinds 1271 de meesters van Penne zijn. Tot de 16e eeuw vertrouwt het koninkrijk het toezicht op Grésigne toe aan de kasteelheren van de nieuwe koninklijke vesting. Het beheer is in handen van het koninklijke Water- en Bosbeheer van de Languedoc. In 1669 laat koning Lodewijk XIV rond het bos een lange verdedigingsmuur van meer dan 12,6 km bouwen om de toegang hiertoe beter te kunnen controleren.
Tot de Franse revolutie zullen de inwoners van Penne en die van Puycelsi, Castelnau de Montmiral en zelfs Gaillac de in dit bos verkregen rechten van het gebruik en de verwijdering van hout fel verdedigen. Zij vinden hier de grondstof die zij nodig hebben voor hun dagelijks leven en hun ambachten, zoals de vervaardiging van wijntonnen en -vaten sinds de opkomst van de wijnbouw in de streek rond Gaillac.
De meester-glasblazers van het bos van Grésigne
De activiteit van de meester-glasblazers in het bos van Grésigne start in de 15e eeuw en zal pas in de 19e eeuw eindigen. Hier volgen een tiental ateliers, die alle in overvloed door het bos geschonken grondstoffen gebruiken, elkaar op: silica verkregen uit zandsteen als hoofdbestanddeel voor glas, hout voor de energie, water voor het wassen en de as van de adelaarsvaren, die gebruikt wordt om de temperatuur van de silica te verlagen. De ambachtelijke glasblazers hebben de controle over alle productiewijzen (de ovens) tot aan de verkoop van de eindproducten (de winkels).
De families van de meester-glasblazers werden als edelen beschouwd. Velen van hen vestigden zich in het rechtsgebied van Penne. Een van de oudste is de familie “Grenier” of “Granier”, die al vanaf de Renaissance met dit grondgebied verbonden is; zij vestigt haar atelier en haar winkel in Haute Serre, op de grens met het bos van Grésigne. Deze glasblazerij zal tot 1852 functioneren.
Het zogenaamde “Grésigne”-glas wordt gekenmerkt door een zeer bijzondere groene of blauw-groene kleur. De exemplaren van onze collectie tonen de grote verscheidenheid aan voorwerpen die in de glasblazerijen in het bos rond Penne tussen de 17e en 19e eeuw vervaardigd werden.
